S. Ph. De Vries, joodse riten en symbolen, [2008], 64-65 [ Bij de sabbathmaaltijd] Daar staat ook een zoutvaatje. Fijn aardewerk, glas, kristal, edel metaal of wat het ook zij. Met zout erin. Want er moet zout zijn op de dis. De tafel is gewijd, gelijk een altaar. En zout - zo getuigt de Bijbel (IV Moz. 18,19, II Kron. 13, 5) - is het symbool van duur en overgankelijkheid. En de Torah beveelt: 'Al uw spijsoffers zult gij van zout voorzien en gij moogt het zout - voorstelling van het duurzame verbond van Uwen God - aan uw spijsoffers niet laten ontbreken; bij al uw offers zult gij zout brengen' (III Moz. 2,13).
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En alle offerande uws spijsoffers zult gij met zout zouten, en [21]het zout des verbonds van uw God van uw spijsoffer niet laten [22]afblijven; met al uw offerande zult gij zout offeren. 21. Dat is, dat u vermane van mijn verbond, waardoor gij verplicht zijt naar een onbesmettelijk en onverderfelijk leven te trachten; Mark.9:49. 22. Hebreeuws, doen ophouden.